Ieder huisje heeft zijn kruisje

20-07 Astorga

Het is niet de Red Bull die ons vleugels geeft, maar wel de rustdag van gisteren. We voelen ons als herboren. Tijdens de voormiddag, moet ik aan elke bar die we tegenkomen halt houden voor een korte pitstop. De camino rommelt nu ook met mijn vochthuishouding krijg ik de indruk. Het is ongelooflijk hoe de dagelijkse wandelingen je hele systeem, eerst in de war en daarna terug in balans, brengen. Wij voelen ons na het wandelen best uitgeput en hebben veel spierpijn en voeten die compleet om zeep zijn, maar elke ochtend hebben we wonderlijk genoeg weer tonnen energie om er tegenaan te gaan. Het landschap is trouwens totaal verandert. Ook dat is heel vreemd, je gaat echt van het ene uiterste in het andere. Van eindeloos uitdijende graanvelden, zijn we nu overgeschakeld op groene loofbossen en donkere dennenbossen die omringd worden door heuvels in alle tinten van blauw. Tussendoor wandelen we door lage stukken die zover het oog reiken kan, de horizon laten zien. De verhoudingen lijken hier totaal niet te kloppen, dat geeft een gewaarwording zoals je die ook aan zee kunt hebben. De lucht is heel groot en beslaat minstens twee derde van het plaatje, terwijl één derde aarde is. Dat maakt dat je zelf heel klein wordt en als het ware opgeslorpt geraakt in een duizelingwekkend groot geheel. De hele dag zie ik dansende zinnen, voel ik woorden geboren worden, vertelt deze bijzondere weg me allemaal verhalen. Ik hoef daar niets speciaals voor te doen, de inspiratie stroomt gewoon bij me binnen met het gemak waarop de bergstroompjes hier het landschap doorsnijden en omtoveren in een oase van groen.

Shoppen

Op het pad zien we opeens een oude man. Hij heeft een tafel gezet met een stoeltje en vanop die tafel verkoopt hij kleine zelf gemaakte souvenirs. Er staan ook een handvol wandelstokken bij. Je vraagt je af vanwaar hij komt en waar hij naartoe gaat straks. Hier is namelijk helemaal niets anders dan natuur.

‘Mama, jij koopt aan elk kraampje.’ Merkt Matis op.

‘Je weet dat ik de lokale economie steun.’ Grap ik, maar het is een feit, ik koop hier van Jos en klein Peerke. We kunnen hier nu eenmaal nooit iets kopen, behalve dan die kleine prulletjes, want die zijn nog te dragen. En wanneer ik de glimlach op het gezicht van die mensen zie als ze iets verkopen. Te mooi gewoon.

‘Het één plezier is het ander waard.’ Besluit ik. Matis steekt zijn duim in de lucht met een sarcastisch lachje om zijn mond. De jeugd kent die gezegdes niet meer bedenk ik dan maar.

Ik laat Matis iets kiezen. Hij neemt een ketting met een zilverkleurige schelp. Hét symbool van deze weg. Waarom dat zo is weet ik niet precies. Ik geef de man een briefje van vijf euro en zeg hem dat hij de rest mag houden. Daar wil hij niet van weten. We moeten nog elk twee items uit zijn assortiment kiezen. Daar stààt hij op. Op de koop toe vertelt hij in zijn eigen taal over de kalebas. Dat is een peervormige holle houten vrucht, die wanneer het vruchtvlees opgedroogd is, als drinkfles kan dienen. Samen met de Sint Jacobsschelp en de houten staf, vormt ze hét symbool van de pelgrimstocht. De vriendelijke man toont ons de kruik. Hij trekt het kleine steeltje los en laat zien dat er een klein gaatje is om de vrucht met water te vullen. De schelp, zo legt hij heel plastisch uit, diende om water uit de rivier op te scheppen en het vervolgens te drinken. Ik ben zo blij met deze uitleg, want ik vroeg me al de ganse tijd af waarvoor die rare houten peer, waar trouwens veel pelgrims mee rondlopen, eigenlijk voor dient. We wuiven de vriendelijke man uitvoerig uit en zetten onze weg verder. Soms heb je niet veel woorden nodig om iemand te begrijpen. Neem nu die man, hij sprak alleen zijn eigen dialect en toch konden wij hem perfect begrijpen. Soms spreken mensen dezelfde taal en weet je van geen hout pijlen maken wanneer ze iets zeggen. Raar toch!

Werk

Het is grappig dat ik het thuis zijn helemaal niet mis. Ik dacht dat slapen met een heleboel andere mensen me wel snel naar mijn eigen bedje zouden doen verlangen. Maar neen, toch niet. Matis wel, die mist zijn Playstation en zijn poesjes: Patatje en Bo. Je mist mensen en dieren, geen spullen. Je denkt wel aan de mensen waarmee je dagelijks in contact komt, de collega’s, je team. Je mist misschien niet meteen wat je doet, het inhoudelijke, maar wel met wie. Onwillekeurig gaan mijn gedachten vandaag uit naar de mensen waarmee ik samenwerk. Ze weerspiegelen zich in het landschap voor me. Stuk voor stuk. De grond onder mijn voeten, het pad, de weg die door de voorvechters, de ondernemers geëffend wordt. De wolken in de lucht die staan voor ambities en dromen, klaar om uit de ether geplukt te worden. De werkpaarden in het weiland. De zoemende altijd drukke bezige bijen, de bloemen die hun geuren en kleuren zomaar loslaten op de wereld. De distels, de iets moeilijk bereikbare doelen, maar o zo de moeite waard om je best voor te doen. De ooievaars, die naar hun grote nesten vliegen die ze pal naast de hoge kerktorens hebben gebouwd, staan voor verandering. Deze reizigers leggen jaarlijks duizenden kilometers af. De sprinkhanen die haastig wegspurten als ze je voetstappen horen en de vlinders die altijd stilletjes op de weg zitten te wachten tot je er bent en dan dartelend vlak voor je neus in kringetjes wegvliegen. Het is zo zalig om daar deel van uit te maken. Het is zo zalig om hier de wereld, waar de planten en de dieren de scepter zwaaien, te mogen betreden. Wij denken altijd dat de wereld van ons is, maar hier is de wereld van hen. Wat ik hier zie aan bedrijvigheid en werk, is niets anders dan het werk dat we zelf doen. Ik noem elke collega en alle mensen die me dagelijks omringen bij naam en som alles op waarin ze mij inspireren. Ze zijn niet zomaar in je leven. Ze zijn er om samen met mij, als team, als groep en als individu, kennis en ervaring uit te wisselen en door te geven. Je goeroe zit altijd aan de overkant van de tafel. Je kunt van iedereen iets leren. Het is allemaal geen toeval.

Caminoslak

We passeren een leuke caravan waar twee dames haakwerkjes maken. Matis vindt ze mooi en omdat we toch overal iets kopen, open ik alvast mijn tasje. Hij ziet een slak en vindt dat nu wel erg toepasselijk. Ik koop ze voor hem en hang ze aan zijn rugzak. Hoewel ze eigenlijk aan de mijne thuishoort. We zijn hier al zo-veel echte slakken tegengekomen. Met of zonder huisje op hun rug, en hoewel hier dagelijks honderden pelgrims het landschap doorkruisen, zie je nooit een platgetrapt exemplaar, alsof iedereen zeer goed uitkijkt waar te stappen om zeker niets te verwoesten. Sinds ons vertrek hebben we nog geen afval, papier, blik of peuken op de grond aangetroffen. Er heerst een enorm respect voor de natuur en voor andere pelgrims op de weg, zowel vanuit de locals als onder de reizigers. Het kan dus wel! Ik vergeet hier ook mijn aversie tegen spinnen en insecten, waarmee ik niet bedoel dat ik het soms niet vervelend vind om een spinnenweb in mijn gezicht te krijgen of een steek van daas of mug te krijgen. Dat zeker wel. Stilaan keert echter mijn fascinatie voor alles wat ons omringt terug. Ik had dat als kind heel sterk. Elke dag trok ik de natuur in op zoek naar sprinkhanen, vlinders en kevers. Ik bewaarde ze allemaal in de garage in lege confituur potten met gaatjes in het deksel en liet ze na grondige studie weer vrij. Totaal onbevreesd was ik voor al die mini beestjes. Met het ouder worden, creëerde ik er een aversie tegen, ja zelfs angst. Als ik er eentje tegenkwam, moest die onmiddellijk uit de weg geruimd worden. Nu zie ik weer dat alles deel is van het geheel en alles en iedereen zijn bestaansrecht heeft. Voor ik weer met een klap het leven van de allerkleinste wezentjes beëindig, neem ik me plechtig voor, zal ik ze toch eerst proberen buiten te zetten. Ik weet niet meer wie het ook alweer was maar er zijn liedjes die zeggen: laat alles wat ademt in vrede bestaan, want iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen. Ik voel heel sterk dat sommige van de mooiste muziek alleen maar ontstaan kan zijn vanuit eenzelfde universele gevoel.

Duizend kruisjes

Via een rivierbedding klauteren we stijl naar boven een berg op. Een heel klein stroompje vindt zijn weg naar beneden. In de winter zal dit stuk niet toegankelijk zijn, want je ziet de uitholling van een veel bredere rivier in het zand. Ik kijk naar rechts. O jee, daar hangt weer een draad en dat betekent opnieuw houten kruisjes voor zover mijn ogen het kunnen zien. Omdat ik de vorige keer nog vers in mijn geheugen heb, besluit ik om het over een andere boeg te gooien.

‘Laat ons iets zingen voor de doden Matis, weet jij een leuk liedje?’

‘Happy birthday to you.’ Begint hij te zingen

We zingen samen het liedje Happy Birthday en daarna nog een Lang Zal Ze Leven met uiteraard een dikke hipperdepiep hoera erbij.

Ik vind het een schitterend idee om deze nummers te zingen want het zal misschien al wel lang geleden zijn dat deze overledenen nog eens hun verjaardag gevierd hebben.

De energie die hier hangt is wel weer heel zwaar, alsof honderden zombies je aan je enkels proberen naar beneden te trekken. Omdat ik wel wat afleiding gebruiken kan, herdenk ik de doden uit onze familie. Mijn lief bonnietje, moeder van en voor zovelen. Uit mijn kindertijd herinner ik me haar altijd gevulde keuken. De deur werd er plat gelopen. Niet alleen had ze altijd kinderen en kleinkinderen op bezoek, ook buren, de melkboerin en de postbode, kwamen een lekkere kom soep drinken. Ze had altijd een grote pot op het vuur staan en die moest leeg. Zo simpel was het. Ze was belezen en veel slimmer dan ze liet uitschijnen. Je kon alles aan haar vragen. Ze kende het literaire werk van de Russische schrijvers, ze kon iets zinnigs over de Rozenkruisers zeggen en had de Bhagavad Gita gelezen. Iedereen kon zijn hart luchten bij haar en nooit velde ze enig oordeel of vertelde ze je verzuchtingen voort. Je bekommernissen waren echt veilig bij haar. Bono was dan eerder de grote afwezige. Nooit thuis en altijd op jacht naar commercieel succes. Van hem hebben we allemaal een neus voor sales geërfd. Hij kreeg zelfs een blinde een bril verkocht, werd er steeds gezegd, maar het ergste was dat hij die blinde daadwerkelijk een bril aansmeerde en hem er nog dik voor liet betalen ook. Hij droeg altijd een handschoen en reed op zo’n Benidorm Bastards brommer. Once a badass, always a badass! ‘Ons Mirjammeke’, zoals ons Bonnie haar bleef noemen, ook al zou ze misschien al wel vijftig geweest zijn intussen. Elk jaar gingen we met de grootste zorg haar grafke in orde maken. Het enige kind dat ze hadden moeten afgeven. Ze was nog een baby. Het ergste zijn diegenen die veel te vroeg moeten vertrekken. Het kruis dat ze achterlaten past hier niet op het hek. Ook al zie je erg grote exemplaren hangen. Ik denk aan al die kleine zieltjes die zo vroeg moesten vertrekken en aan de mensen die ziek zijn en vechten voor hun leven. We hebben iemand op het werk die vecht tegen kanker. Ik neem hem in gedachte bij de hand en sleur hem mee naar boven. Komaan man, we wandelen samen die lelijke ziekte eruit. Ik geloof wel dat je veel pijn en veel verdriet en veel ziek uit je lijf kunt wandelen. Ik geloof wel dat het heelt. Wandelen; Ik denk aan mijn moemoe en vava. Die laatste droeg altijd een pet en tranen in zijn ogen als hij ons geld gaf voor speelgoed. We mochten dat gaan opbrassen bij Fons Verheye, papierhandel/drogisterij/speelgoedwinkel op de hoek. Buurtwinkels hadden toen nog een vreemde assortimentenmix. Ik kocht eens een mondharmonica en een moppenboek en mijn zus kleurpotloden en een springtouw. We hadden ieder vijftig frank. Dat zou nu één euro en vijfentwintig cent zijn. Zot hé? Toen vava gestorven was lag hij in de woonkamer opgebaard voor een laatste groet. Zo ging dat toen. Ik dacht dat hij sliep en kon maar moeilijk geloven dat hij vertrokken was naar de hemel zoals ze me hadden uitgelegd. Naar de hemel dus? Bleef ik herhalen. Mijn schoenen maakte een tikkend geluid op de wit zwart gespikkelde vloer uit kunststof. Dat was net pudding vond ik, maar dan met glitters. Ik kan dat geluid nog horen. Moemoe hertrouwde en zelfs toen Va Fons stierf had ze nog een aanbidder die in haar service flat een pintje kwam drinken. Dat was moemoe ten voeten uit, voor haar ging het leven voort. Ze keek niet teveel naar wat geweest was. Dat was voorbij en daarmee was de kous af. Tenslotte mijn vader. Hij dacht dat het leven een hoge berg was waar hij niet overheen zou geraken. De poëet, de romanticus, die ons het leven gaf. Stom dat hij niet zag wat wij wel zien. Dat het leven een appel is om in te bijten en dat de klim zeker moeilijk wordt, maar het uitzicht daarboven op de top maakt alles goed. Hoe dat je adem kan wegnemen en hoe je JA kan roepen tegen het leven uit volle borst.

Aan alle doden, alle kruisjes langs deze weg. Aan alle littekens in de harten van de mensen die jullie hier bedroefd achterlieten. Rust zacht! Voor wie veel te vroeg ging en voor wie tevreden zijn laatste adem uitblies. Voor de baby’s die het niet verdienen en de zieken die het niet meer verdragen. Troost je. Ooit worden we allemaal een kruisje. Ooit worden we allemaal een herinnering, een levendige of een vage, een glimlach om iemands lippen, de lege stoel in de kamer.

De wandeling duurt maar heel kort of misschien juist lang, maar ze eindigt.

Punt.

***

 

[MK1]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *