Love

18/07 San Juan de Ortega – Burgos

The Danish Boys

We schenken niet zoveel aandacht aan het duo dat naast ons plaatsneemt, ook al zeggen ze ons heel vriendelijk en opvallend beleefd hallo. We zijn, samen met de Nederlanders, zo in ons eigen taaltje bezig tijdens het diner. Opeens vraagt de knapste van de twee me welke taal we spreken. Zij zijn allebei Deens en kunnen ons een beetje verstaan beweren ze.

‘Deens?’ Vraag ik té enthousiast. ‘Dan ken je zeker de serie Rita wel?’ Ja, dat kennen ze. Komt het nu door dat eten -op de camino werken het eten van vet en het drinken van frisdrank of fruitsap als een soort van drugs die je lacherig en energiek maken, dat hebben we nu al een paar keer gemerkt.

‘Rita!’ Gilt Lisanne, ‘dat vind ik een geweldige serie. Dat mens heeft attitude

‘Ik ben dat ook net beginnen kijken,’ Gooit Matis er enthousiast tussen.

‘Raaaazmoooeeesssss (Rasmus), Jeeeeuuuuuurrrdisss (Jördis), Jeeeepppeeeeee (Jeppe), Heeeelleeee (Helle).’ Als gekken beginnen we de namen van de hoofdpersonages door elkaar heen te roepen. We moeten er ook heel hard om lachen. De Denen denken ervan wat ze ervan denken. Ze blijven wel beleefd glimlachen. Ze heten allebei Mikél. De ene Michel geschreven en de andere Mikael, maar wel beiden uitgesproken als Mikél. Ik zeg de Mikéls dat ik graag luister naar hun taal en vraag of er nog leuke Deense series zijn. Het is de eerste keer dat ze horen dat het Deens een leuke taal is, iedereen haat Deens, beweren zij. Qua serietip komen ze met iets politieks, maar dat is volgens mij alleen leuk als je ook daadwerkelijk in Denemarken woont en de politiek daar een beetje volgt.

Martijn moet vlak na het eten al afhaken, hij krijgt een klop van de hamer en kan zijn ogen niet meer openhouden. Hij vertrekt richting stapelbed. Wij volgen niet zoveel later. In de kamer aangekomen, merk ik dat de Denen het enige bed dat nog volledig vrij was hebben ingepalmd. Het staat pal naast het onze. Michel ligt op mijn verdiep, en Mikael op het verdiep van Matis. Ik steek mijn gsm in het stopcontact op de gang en neem me voor een halfuurtje te gaan liggen. Daarna kan ik hem dan weer oppikken en mee naar mijn bed nemen.

Teen

’s Morgens word ik met een schok wakker van pelgrims die vertrekken. Ik moet gisteren met een vingerknip in een diepe slaap gesukkeld zijn. Ik herinner me er werkelijk niks meer van. Je slaapt hier hard en diep en vaak zonder dromen. Wanneer ik naar boven kijk, zie ik geen Matis. Hij is blijkbaar van bed gewisseld omdat ik zo snel sliep en hij bang was om me met zijn Titanic moves wakker te maken. Als we onze sandalen aandoen, staan er nog welgeteld vijf paar schoenen in het rek. We zijn laat. De schoenen van de Denen staan er ook nog bij. Michel zit op de bank aan zijn voet te pulken. We zien meteen dat die er niet zo goed uitziet. De Mikéls zijn op dag twee van Roncesvalles naar Pamplona gestapt, vertelt hij. Wat!?! Ik vertel hem dat ik het heel mooi vindt dat zijn teen er dan überhaupt nog aanhangt. Ik vraag hem of hij compeed wil, maar daar wil hij niet van weten. Hij denkt dat zijn kleine teen gebroken is en heeft zo’n mini teensokje dat hij op zijn tanden bijtend, over de gewonde teen schuift. Wij vallen bijna zelf flauw van er naar te kijken, wensen hem snel een Buen Camino en vertrekken vol moed weer op pad. We willen niet zien hoe hij zich met die zere teen in zijn schoen moet wringen.

Alquimista

De Nederlanders zitten al op het terras van een enorm schattig ogende bar in het eerste dorpje dat we tegenkomen. Ze heet Alquimista, of De Alchemist. Zou Coelho hier de titel gehaald hebben voor zijn fantastische debuutroman? Die pas succes kreeg nadat Coelho zijn Pelgrimstocht naar Santiago schreef en uitgaf. De Alchemist kreeg toen een tweede kans en werd een wereldwijde boeken hit. Of heeft de eigenaar het boek gelezen en pas toen de naam voor zijn bar gekozen? Het is in ieder geval een prachtige plek. We zijn ruim anderhalf uur op pad en hebben de eerste acht kilometer op onze teller. Matis gaat voor cake en croissants. Ik loop hier standaard rond met enkele potjes yoghurt in mijn rugzak. Gek, want vroeger moest ik daar niet van weten en sinds de camino ben ik er dol op. Fruit heb ik ook altijd op zak, liefst een banaan en een nectarine. Dat is wat ik voor de middag verdraag en het liefste eet. Martijn heeft altijd een broodje op zak, anders vergaat hij hier van de honger en Matis moet zijn suikerspiegel in balans houden zoals jullie al wel weten.

Het clubje

Wanneer de Deense jongens aan de bar arriveren, is ons nieuwe kleine clubje weer compleet. Michel heeft zijn badsloefen al aan, want het lukt niet met zijn zere teen in dichte schoenen. De Denen zitten aan tafel met een Zweedse man en kunnen perfect communiceren zoals wij met de Nederlanders. Michel draait zich naar me om en vertelt me dat ze nu Zweeds praten. Ik vraag hem of ik dan ineens ook Zweeds zou kunnen spreken als ik Deens zou leren. Maar zo simpel is het nu ook weer niet lacht hij.

Af en toe kijkt Michel achterom. Ik check even of er nog iemand achter mij zit. Dat is niet het geval. Neen, zelfs Katie verschanst zich hier niet in de struiken, al kan je daar natuurlijk nooit helemaal zeker van zijn. Zou ik vannacht met mijn mond ver open hebben geslapen? Liggen kwijlen? Ik overloop alle opties van beschamende dingen die ik zou kunnen gedaan hebben in mijn slaap. Michel blijft achterom kijken en probeert een paar keer een gesprekje op te starten, maar ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Waar zou een knappe Deen, hij doet me denken aan Ragnar uit de serie Vikings, met zijn donkerblond haar, gespierd lichaam en ijsblauwe ogen, met mij over willen spreken? Wanneer ik even mijn plaats omruil voor een zitje in de zon. Matis is binnen nog wat voorraad gaan inslaan voor onderweg. Zie ik vanop afstand dat hij me zoekt. Ik zit niet meer op mijn plek en hij heeft al zeker tien keer achterom gekeken. Opeens ziet hij me zitten, ik krijg een brede glimlach van hem. Zo eentje die de Noordelijke IJszee op slag tien graden warmer maakt. Schaapachtig glimlach ik terug. Hopelijk zit er geen nectarine tussen mijn tanden, want sinds ik moet flossen en gummen van de tandarts, zit er constant eten tussen. Michel gaat de bus nemen vandaag vertelt hij als ik mijn rugzak oppak, met die teen kan hij niet verder en hij gaat in Burgos eerst een apotheek zoeken en daarna nieuwe schoenen shoppen, want het lukt niet meer met zijn huidig schoeisel. Zijn vriend Mikael gaat wel te voet naar Burgos. In vloeiend Spaans vraagt Michel waar de bushalte is. De Nederlanders, Matis, Mikael en ik vertrekken elk apart op ons eigen tempo richting Burgos. Wij dus laatst en de rest voor ons.

Pampas

Lang voor we de stad effectief bereiken, kunnen we haar al zien liggen in het dal in de verte. Wij wandelen tussen graanvelden en op een flinke hoogte. Matis gaat voor het experiment vandaag. In plaats van links af te buigen en de camino pijlen braaf te volgen, zegt hij dat wij vandaag eens rechtdoor gaan. Dit moet volgens zijn theorie -waarvan ik niet vraag waar hij die haalt- kunnen.

‘Gewoon rechtdoor, mama, dat gaat korter zijn!’ Eerlijk gezegd vrees ik ervoor, maar ik laat hem de leiding nemen want het is zo heet dat mijn hersenen nu al koken en het is niet eens etenstijd. Ons grindpad wordt een zandpad en het zandpad wordt alsmaar smaller en smaller tot het eigenlijk geen pad meer is. In het veld waar we lopen, zijn nog twee karresporen te zien maar dan moet je wel heel veel fantasie hebben want de kar is al lang niet meer geweest. Ik houd te lang mijn mond en Matis doet ook alsof er niks aan de hand is dus wandelen we verder het veld in tot de veldbloemen, distels en graanhalmen ongeveer tot net onder mijn oksels komen. In de verte komen er zwarte wolken aanwaaien en dondert het al gevaarlijk. Het gedurig gezwiep van de weelderige planten om me heen, begint een beetje op mijn zenuwen te werken. Niet minder omdat ik altijd een beetje bang geweest ben van onweer en dat dreigt er wel aan te komen terwijl wij midden in deze pampas hopeloos de weg kwijt zijn.

‘Zouden we niet toegeven dat dit geen pad is en dat we moeten terugdraaien?’ Ik houd halt en kijk naar Matis. Hij tuurt driehonderdzestig graden om zich heen, duwt nog wat planten weg die tot net onder zijn kin komen en zegt: ‘Neen!’

‘Neen?’ Ik geef hem de look.

‘Ben je bang mama-tje?’ Vraagt hij me geamuseerd.

‘Ja.’ Zeg ik en ik voel me een beetje belachelijk. Op dat moment lijkt het alsof de schaduw van een vliegtuig boven ons beweegt. Tegelijk kijken we naar boven. Een gigantische roofvogel met spitse bek en spitse vleugels vliegt rakelings boven onze hoofden, we kunnen hem bijna aanraken.

‘Wow!’ Roepen we allebei tegelijk. We graaien naar onze telefoons voor een foto, maar het dier is alweer verdwenen. We zijn hier duidelijk op zijn jachtterrein en volgens mij wilde hij dat even op niet zo subtiele wijze laten weten.

‘Oké mama, het is tijd.’ Zegt Matis beslist.

‘Tijd voor wat?’ Zucht ik nog sterk onder de indruk van de vogel.

‘Om de knop om te draaien, komaan, zet uw beastmode op en we gaan!’ Hij klinkt heldhaftig nu.

Ik tuur naar de pampas die me omringt, naar het onweer dat nu overal is, behalve pal boven ons en neem een zeer onverstandige beslissing.

‘Okee!’

Samen werken we ons nog een dikke kilometer door grassen, planten, prikkende netels en ander groen voor we een weg zien in de verte.

‘Zie je wel mama,’ Joelt Matis euforisch. ‘Beast modus zeg ik u, beast modus!’ Ik ben al lang blij dat we weer een weg zien. Het regent overal onder de dikke wolkenpakken die we rondom ons zien. Ons pad blijft wonder boven wonder droog. We versnellen onze pas, want ik vermoed dat we zo zullen moeten schuilen.

We treffen Mikael en Lisanne op het eerste terras dat we tegenkomen. Opgelucht zetten we ons bij hen. Het regent nog steeds niet trouwens, dus blijven we buiten zitten en vertellen we hen ons pampas avontuur. Martijn is al doorgelopen en omdat iedereen vreest voor regen, is het nu niet het moment om te treuzelen. We lopen kilometers langs een drukke weg met saaie baanwinkels. De uitlaatgassen overvallen ons en meppen ons kei hard in het aangezicht. Na dagen in de natuur ben je de gezonde lucht zo gewend en de ongezonde lucht helemaal vergeten. Ik baal wel van dit lelijke stuk stad. De voorstad van Burgos lijkt eindeloos. Het is geen mooie randstad en aan elk licht staan we op één been te hinkelen als flamingo’s om onze voeten toch een beetje te ontzien. Omdat we Burgos nu al zo lang in het zicht hebben, is het des te vervelender dat we maar niet op onze locatie aankomen. Moedeloos laat ik me languit op een natte bank zakken. Ik heb het helemaal gehad!

Een Aziatisch meisje komt voorbij en vraagt of alles oké is? Ze is ook een pelgrim en is in de stad sinds gisteren. Ik vraag haar of het nog ver is. Het is niet meer zo ver zegt ze, ze logeert in de Albergue Muncipal, in een klooster vlakbij de kathedraal. Ze beveelt ons het klooster aan als slaapplek en geeft ons de aanmoediging die we net nodig hadden om de laatste kilometer nog te wandelen.

Sukkeldrafjes

Pal over de grote houten kloosterdeur is een restaurantje met een leuk terras. We installeren ons eerst op de vijfde verdieping van dit enorme gebouw. In de slaapzalen staan wel vijftig stapelbedden op een rij. Het terras over de deur, is een beetje de hangout van de pelgrims. Ze serveren prima eten en vanop het terras kan je de houten deur in de gaten houden en vooral hoe mensen daaruit komen gestrompeld. In sukkeldrafjes. Als oorlogsslachtoffers, volgeplakt met pleisters, kniebanden en windels en geurend naar reflex spray en spierzalf. Je weet exact hoe hun benen, voeten, rug en nek voelen en daarom is het zo grappig om ze net zo kreupel als jezelf te zien rondpikkelen op hun sleffers. De oude binnenstad van Burgos, het plein en de kathedraal zijn omgekeerd evenredig aan de lange lelijke weg hier naartoe. Gewoonweg adembenemend prachtig. Tegen de staalblauwe lucht steken de torens spierwit als roomijs af. Katholiek roomijs. Na het eten in de leuke bar, wil Matis even rusten. Omdat ik hier stik kapot ben toegekomen zou ik dat ook beter doen, maar deze stad nodigt zo uit voor een kleine ontdekkingstocht, dat ik ondanks mijn pijnlijke voeten toch op onderzoek uitga. Ik bezoek de kerk, het plein, de winkeltjes, wandel tot aan de rivier, ontdek daar een ambachtelijke marktje waar ik kleine souvenirs koop voor de familie. Voor ik het besef is het al acht uur geweest wanneer ik naar het terrasje terugkeer. Matis komt net buiten en heeft ook nog wel zin in een drankje.

Je moet weten dat Albergues zeer democratische prijzen hanteren, op voorwaarde dat je de spelregels respecteert. Ze gaan pas open rond de middag. Ze sluiten de deuren ’s avonds rond 21u of 22u, maar in de meeste gaat het licht om 22u onverbiddelijk uit. In de ochtend verwachten ze dat je voor 8u weer vertrekt. Als je daar mee kunt leven, dan kan je voor zeer kleine prijzen gebruik maken van douche, toilet, keuken en bed. Vandaag is het echter anders. Deze Albergue ligt pal in het drukke centrum, biedt slaapplaats aan honderden pelgrims en blijft tot 23u open. Er is een leuk terrasje vlak voor de deur dus wij hebben het gevoel dat we een keer buiten mogen. En wij niet alleen want het terras zit vol bekende gezichten.

De Nederlanders zijn ook een wandeling gaan maken en zetten zich bij ons voor een drankje en uiteraard komen de Denen er ook bij. Ze nemen plaats aan het tafeltje voor ons zodat Michel weer volop achterom kan kijken om blikken van verstandhouding met mij te wisselen. Na de Noordelijke IJszee warmt ook mijn innerlijke IJszee hiervan op. Hij heeft trouwens nog een leuke serie voor me gevonden zegt hij opeens. Klövn heet die en hij zegt dat ze erg grappig is. Zijn rustdag heeft hem goed gedaan en de teen voelt al een stuk beter. We voelen ons alsof we een avondje in de kroeg mogen zitten en de sfeer is uitgelaten. Als Matis en ik rechtstaan om het klooster in te lopen, volgen de Mikéls ons tot in de lift.

Michel kijkt naar mijn sandalen en zegt: ‘I would never hook up with a girl with such ugly shoes.’ Ik kijk naar mijn sandalen, ze zijn inderdaad lelijk, dus haal ik mijn schouders op en antwoord ik: ‘Ugly, yes, but they feel great, I am walking on clouds.’ IJdelheid en trots horen niet thuis op de camino. Dat had ik heel snel geleerd.

Vijf minuten nadat we in de kamer komen, knippen alle lichten automatisch uit. Dat is een ramp want iederéén zit nog in zijn rugzak te graaien en is nog met zijn spullen in de weer. De kleine lampjes gaan aan en iedereen probeert zo stil mogelijk de taken die nog moeten gebeuren af te ronden. Ik kan nu met zekerheid zeggen. Er is echt geen grotere bende lawaaimakers dan een hoop pelgrims die proberen stil te zijn.

Moe kruip ik in mijn slaapzak. Niet veel later staat Michel aan mijn bed. Hij maakt me wakker. Ik ben verbaasd want daarnet gaf hij me die sneer. ‘Kom mee,’ fluistert hij. Ik rits mijn slaapzak los, laat me uit het stapelbed glijden en volg hem in het pikkedonker naar de kloostergang. Dat is best spannend. Op het moment dat ik hem wil vragen wat dit nu eigenlijk te betekenen heeft, hoor ik een luide knal. Dan een binnensmonds gevloek. Mijn overbuurman heeft zijn gsm laten vallen en moet weer uit bed om hem op te rapen. Met een schok ben ik wakker uit mijn vreemde droom. De rest van de nacht ben ik onrustig en kan ik onmogelijk nog slapen. Er zijn festiviteiten aan de gang in de stad en de straten lopen vol mensen die uitgelaten en vrolijk zijn. Ik denk dan maar eens diep na over de liefde en het leven.

Wat is liefde?

Het iets meer dan normale aandacht ontvangen van een persoon, en het vervolgens accepteren omdat de uiterlijke kenmerken, de fysieke vorm van die persoon, of bepaalde eigenschappen je erg aantrekkelijk voorkomen. Een blik, een aanraking, een moment van herkenning. Zijn het de tegengestelden of net de overeenkomsten die je aantrekken? Wat is het met de liefde? Waarom overkomt ze ons en is ze zo lastig te weerstaan? Is ze een stuk van onszelf weerspiegelt in de ander of kennen wij elkaar van lang geleden, van vorige levens misschien, als vriend of vijand en moeten er nog onafgewerkte zaken voltooid en volbracht worden?

Ik heb drie foto’s in mijn rugzak. Foto’s van mannen. Exen. De eerste foto is van de man waarmee ik trouwde. De tweede foto van de man waarmee ik een kind heb en de derde foto van de man die mijn leven in twee delen splitste. Het deel voor hem en het deel na hem. De eerste keer was ik heel jong, de tweede keer misschien naïef. De derde keer was het goed prijs, liefde met de hoofdletter L durven ze dat in de literatuur wel eens noemen.

Nu ik hier ben merk ik dat ik niet aan mannen, laat staan ‘exen’ denk. Aan geen van allemaal. Ze komen niet in me op, ze komen niet naar boven, ze zijn geen punt van aandacht, geen issue, geen onderwerp. Wat raar! Want ik dacht dat ik ze hier kwam begraven, maar met elke stap besef ik dat je geen levenden kunt begraven en je moet dat ook niet willen. Je moet je doden begraven en de levenden laten leven. Neem je foto’s mee naar huis, plak ze in je album en buig voor je verleden, het bracht je wat je weten moest en liet je worden wie je moet zijn. Dat is wat de weg me vertelt zonder woorden.

Het is als de pelgrims die je hier ontmoet. Sommige negeer je instinctief, met andere maak je spontaan een praatje, weer anderen kruisen je pad voortdurend en daar blijf je dan automatisch wat langer bij hangen. Wat opvalt is dat iedereen toch zijn eigen weg wandelt, volgens zijn eigen ritme, volgens zijn eigen hartslag. De tijd samen is meegenomen en sommigen zie je zelfs na een paar dagen samen lopen, ze hebben elkaar gevonden. Waarom doen we dat? Als je bedenkt dat het afscheid ooit komen zal. Dat wéét je. Nothing lasts forever! Alles gaat voorbij! Tegelijk is de liefde eindeloos en kan ze vele levens en zelfs de dood overwinnen. Is dat niet fantastisch?

Het mooie is dat je al snel beseft dat je weer nieuwe mensen zult ontmoeten en dat de anderen een mooie herinnering blijven. Misschien is dat wel de definitie van ware liefde, elkaar blijven ontmoeten, opnieuw en opnieuw, en altijd de weg weer zoeken en vinden naar elkaar. Met ruimte om jezelf te ontplooien, om de ander te laten zijn, maar steeds voor je het volgende dorp inloopt, elkaars hand weer vinden. Ondanks alles en dankzij alles. Wat zich hier in microformaat afspeelt is niets minder dan wat er zich in ons leven voortdurend afspeelt, alleen op grotere schaal dan. Ga voort, lijkt het pad tegen mij te fluisteren. Maak geen demonen, verworpenen en doden van mensen die in je leven waren. Ze kwamen er met een reden: Om je te helpen, om je lief te hebben, om je te kwetsen, om je te steunen, om je in de steek te laten. Om je te leren hoe het voelt om geliefd en verworpen te zijn, om aangetrokken en verstoten te worden. Opgehemeld en afgeknald. Om je de ultieme ervaring die het leven zelf is te geven. Treur niet om wat geweest is, een nieuwe dag met nieuwe mensen staan weer voor je klaar. Je moet gewoon de volgende helling nemen en kijken wat de weg voor je in petto heeft.

Get up, and walk! This is your journey, go live it!

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *