Fopcamino

11/07 Estella – Los Arcos

Op de zandkleurige stenen buitenmuur van onze Albergue hangt een thermometer, die gaf gisteren zo maar eventjes veertig graden aan. Het is hier verdomd warm. We nemen het zekere voor het onzekere en staan al ruim voor zessen op straat. Vlak voor we het oude stadcentrum bereiken, merkt Matis dat hij zijn stokken is vergeten, dus moeten we een eindje terug. De gewonnen tijd voor de klok van zes, zijn we dus weer kwijt, maar zijn stokken staan nog wel in de paraplubak waar hij ze gisteren achterliet, dus dat is een meevaller. Vannacht sliepen we heerlijk met het kabbelende water van de rivier in onze oren. Mijn ideale woonplek krijgt steeds meer vorm. Er moeten bergen zijn of op zijn minst heuvels en een kabbelende stroom die je kunt horen vanuit de slaapkamer is zeker een plus. Er moeten wilde bloemen groeien, zodat ik een uitgebreid herbarium kan aanleggen en mijn kennis van de plantenwereld kan aanscherpen, en de zon mag er natuurlijk ook bij, samen met een zachte bries. Op een paar dagen tijd heb ik enkele nieuwe bff’s gemaakt: Fris water, wind en schaduw. Een trio dat je hier absoluut niet kunt missen.

Croissant en koffie

Over mijn zoon leer ik dat hij pas aanspreekbaar wordt als hij zijn croissant en zijn koffietje binnen heeft. Voor het ontbijt noemt hij me zwarte heks en boskakker en probeert hij me uit mijn kot te lokken door me naar boven te sturen als we naar beneden gaan, naar links in plaats van rechts. Hij noemt het de fop camino. Dat is zijn eigen uitgevonden fake route, waarvan hij niet kan geloven dat ik er steeds opnieuw intrap als hij me weer eens om de tuin leidt. Om eerlijk te zijn laat ik me vaak navigeren hier en let ik zelf amper op schelpen en gele pijlen, dus als Matis een instructie geeft, dan volg ik die meestal gewoon gedwee op. Hij vindt het hi-la-risch.

Grote strobalen liggen fotogeniek in rol-, of legoblok vorm, te wachten tot ze opgehaald worden door de boeren die hard aan het werk zijn op hun akkers. De zon komt nog net niet boven de horizon, maar aan de kleuren van de lucht kan je zien dat ze op komst is. Rond half acht komen we onze eerste panaderia tegen. Na het ontbijt trekken ook de ochtendwolken in de blik van mijn zoon weg en kijkt hij weer helemaal vrolijk. Wanneer hij zijn hand op mijn arm legt en vraagt: ‘Alles oké mamsepams?’ Weet ik dat zijn dagelijkse ochtendhumeur voorbij is. Ineens wordt hij dan enorm spraakzaam. The sugar kicks in hard! Hij vertelt honderduit over series op Netflix die ik zeker nog moet bekijken. Het is net alsof er bij hem tijdens het ontbijt batterijen worden ingestoken die voor de rest van de dag blijven werken. Hij vertelt over een serie: Good Girls, die hij net zag en daar kwamen wapens drugs en enorm veel vals geld in voor. Hij vertelt elke episode van deze serie en garandeert me dat ik ze echt moet gezien hebben. Na zijn uitgebreid verslag heb ik ze min of meer gezien, dus dat is ook weer meegenomen.

‘Waarom nemen mensen eigenlijk drugs?’ Vraagt hij me.

‘Waarom namen de Amerikanen pijnstillers?’ Gooi ik de vraag terug.

‘Omdat ze geen pijn wilden voelen.’ Antwoord Matis.

‘Inderdaad.’ Knik ik. Mensen gebruiken drugs, medicijnen, alcohol of sigaretten omdat ze niet willen voelen wat ze voelen. Ze spelen de ganse dag games op hun Playstation of kunnen niet stoppen met eten. Ze geraken verslaafd aan het gevoel om even niet te moeten voelen.

‘Eerst voel je niets meer, maar daarna nog veel erger hé mama?’

‘Klopt,’ zeg ik.

‘Ik ga geen ‘Aquarius’ meer in mijn drinkbus doen.’ Besluit Matis, ‘eerst wordt ik daar altijd actief van en doet dat deugd, maar daarna ben ik daar supermoe van, dat heb ik niet wanneer ik water drink.’

‘Ja suiker is inderdaad ook mega verslavend.’ Beaam ik.

‘Ik ga dat allemaal niet doen, later, dat drinken en roken en al, maar ik ga wel blijven gamen en een jonko ga ik ook wel eens proberen. Moet ik eens een geheim vertellen, mama?’

‘Ja, is goed.’

‘Een vriend van mij heeft al eens een jonko geprobeerd.’

‘Wat is een jonko?’

‘Een jointje, mama.’

‘Ah!’

‘Ik vind dat wel te jong, maar als ik ouder ben ga ik dat eens proberen.’

‘Ja, zolang je maar onthoudt dat alles wat je doet, of het nu pillen, drugs, suiker, alcohol of nicotine zijn, je maar heel tijdelijk een beter gevoel geven. Wanneer het glas leeg is of de jonko gerookt, dan is wat je wou vergeten nog altijd daar. De pijnstiller of het glaasje alcohol, hebben dan misschien wel even verlichting of troost geboden, maar daarmee is de pijn nog niet weg. Het gamen doet je misschien wel even vergeten dat je slechte punten hebt of nog veel huiswerk moet maken, maar het moet toch gebeuren. Onthoud dat maar!’

‘Ja mama.’

We lopen een kerkje voorbij waarvan het portaal openstaat. We zien dat we een stempel kunnen krijgen en lopen naar binnen. Als we weer op de stoep staan zegt Matis: ‘Mama, moet je nog eens een geheim weten?’

Nu houd ik mijn hart toch wel even vast. Wil ik dat wel? Ik knik voorzichtig ja.

‘Daarnet in de kerk heb ik een dikke bratser gelaten. Een stille. Maar hij stonk wel.’ Matis proest het uit. Ik kijk streng maar haal opgelucht adem. Ik hoor het pak van mijn hart gewoon bijna op de grond vallen.

‘Ik mis mijn Playstation wel.’ Zegt Matis, ‘maar het gaat nog.’

Alle leerkrachten van het college passeren de revue vandaag. Gedurende een monoloog van meer dan een uur, somt Matis iedere leerkracht op en vertelt hij honderduit over hun leuke en mindere kantjes. Hoe ze de lessen aanpakken, wat ze de klas zoal bijbrengen en wie er het best om kan met het zooitje ongeregeld dat zijn klas best wel is, dat geeft hij zelf toe. Ik ben weer helemaal bij maar ben vooral blij dat ze daar toch wel veel plezier maken op school zo te horen.

Mijn knie gaat goed vandaag. Ik loop nog met mijn band maar de pijn is minder en ik heb het gevoel dat we iets sneller vooruitkomen. Dat stemt me vrolijk en ik begin prompt het smurfenlied te zingen.

Lalalalalalalalalaaaaaaa. Matis fluit vrolijk mee. Lalalalalalalalalalalalaaaaaaaa.

De Deen haalt ons in. Alleen. We kennen hem niet echt maar wel van ziens omdat we hem al regelmatig zijn tegengekomen. Hij knikt naar ons. Matis vraagt mij iets te luid: ‘Hey waar is zijn dochter?’ Aan mij. De Deen die ons intussen al voorbij is, draait zich met een ruk om, hij heeft de vraag van Matis duidelijk begrepen. ‘Ze is naar huis,’ vertelt hij, ‘ze had last van haar heupen, knieën en voeten en heeft ervoor gekozen om te stoppen.’ Nu hij dit zegt herinner ik me inderdaad een scène van gisteren, tijdens mijn verdwaaltocht met Kyle waren we een plein gepasseerd waar ik het Deense blonde meisje helemaal in tranen had gezien. Ik vond dat niet zo ongewoon, omdat een traan laten op de camino er nu eenmaal bij hoort. De man wenst ons een buen camino en gaat er weer als een speer vandoor.

‘Wow, die dochter is nu alleen naar huis.’ Zucht Matis. ‘Ocharme.’

‘Ik zou jou nooit achterlaten hoor mamsepams!’ Hij tikt met zijn hoofd even tegen het mijne. Omdat een knuffel geven met die grote rugzakken schier onmogelijk is, is dat ons symbool van verstandhouding hier. Hoofd tegen hoofd.

‘Dankjewel schattepatat.’ Wat ben ik dankbaar dat Matis bij me is.

Aquarius

Hij stelt zich voor als Robbert uit Utrecht en geeft Matis een lofzang als we aan de bosrand naast hem neerploffen. Wauw, op die leeftijd de camino lopen. Deze Nederlander heeft er alle respect voor. We hebben u-ren in de zon gelopen zonder ook maar één schaduwplek of zuchtje wind.

‘Knap hoor van je,’ zegt Robbert, ‘het ergste is dat de wind hier na de middag gaat liggen en dan krijg je dus echt geen zuchtje verkoeling meer.’ Hij zit op zijn blote voeten een broodje ham te verorberen. Sinds één mei al is hij aan het lopen. Hij is in zijn woonplek vertrokken. Rond het einde van de maand, komt zijn familie hem ophalen in Compostela. Ik stel me al voor wat voor een blij weerzien dat zal worden. Hij vertelt over zijn eerste nacht in Nederland. De hospita had ’s morgens aan het ontbijt aan hem gevraagd -nadat ze hem al spek en ei en koffie had geserveerd- wat hij in haar keuken kwam doen. Ze had een beetje last van alzheimer blijkbaar. Hij grapt dat hij beter had gezegd dat hij al betaald had toen ze met de rekening kwam. Hij vertelt hoe na die eerste nacht de toon was gezet en dat hij al wel snel besefte dat dit geen gewone trip zou worden. Robbert is een knappe veertiger. Niet de hele typische Nederlander met veel lawaai. Hij zegt dat hij niet meedoet aan al die diepzinnige gesprekken die sommige pelgrims voeren aan de keukentafel van de Albergue. Ik kan hem daar geen ongelijk in geven. Soms hoor je inderdaad – vrouwen vooral – oeverloos leuteren met gedempte stemmen en ultra serieuze gezichten. Robbert heeft er echt geen boodschap aan.

Zijn

‘Ik ben hier niet gekomen om te praten, ik ben hier gekomen om te zijn.’ Zeg ik en daar is hij het helemaal mee eens. Al vallen de Albergues over het algemeen echt wel goed. Ik vertel hem dat ik ook gedacht had dat ik het moeilijker zou hebben met zoveel vreemde mensen, en dan vooral daar slaapkamer, toilet en douches mee te moeten delen. Maar dat valt allemaal echt reuzegoed mee. Ik vergelijk het met een slecht huwelijk. Daar woon je ook onder één dak, maar je doet gewoon je ding en niemand trekt zich wat van elkaar aan. Robbert gaat helemaal in een deuk van het lachen nu. Hij vindt de vergelijking treffend en herkent de sfeer in de Albergues helemaal. Iedereen loopt kriskras door elkaar zijn ding te doen en trekt zich doorgaans geen barst aan van anderen. Als wij willen doorlopen wensen we elkaar het beste toe.

Ik hoor Matis nog net tegen een Engels meisje zeggen dat er heel veel suiker zit in de twee liter fles Aquarius die ze meesleept en dat het wel eens goed zou kunnen dat ze daarvan zo moe is.

Onze gesprekken hier werpen duidelijk hun vruchten af.

***

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *