9/07 Arre – Pamplona – Puente la Reina
Alleen wat functioneel is mag blijven. De camino is onverbiddelijk op dat vlak. Met heel veel pijn in mijn hart, laat ik bij het ochtendkrieken, mijn twee mooie nieuwe shorts achter. Ik denk wel dat de hospita hier heel blij mee gaat zijn. Als ik mijn favoriete T-shirt van de wasdraad wil nemen, ze was gisteren niet droog geraakt, merk ik dat ze weg is. Gestolen. ‘Verdomme,’ vloek ik. Het is mijn allerliefste chill shirt dat ik thuis ook altijd draag. En er staat: Just do it! op. Nu zal ik het dus echt wel moeten doen, maar dan zonder T-shirt. Jammer van de sentimentele waarde maar het is wel weer iets minder gewicht op mijn rug. Je leert wel snel loslaten hier, iets waar ik het doorgaans zeer moeilijk mee heb.
Druk druk druk
De plas braaksel bij het bankje, is nog maar de voorbode van wat ons te wachten staat. We wandelen Pamplona na dik twee uur stappen via een indrukwekkende stadspoort binnen. Het spreekt meteen voor zich dat het hier feest is. Duizenden Spaanse gezinnen, en evenveel toeristen, zijn naar hier afgezakt om bij het krieken van de dag de stieren door de straten te zien rennen, opgejaagd door een bende macho’s die voor de stieren lopen en ze proberen om te duwen. Ze moeten snel wegspringen wanneer ze dreigen gespiesd te worden door de scherpe hoorns van de arme beesten. We blijven hier letterlijk aan de straat plakken, er loopt een massa volk rond en de vuildiensten draaien op volle toeren om de met bekers, flesjes en allerhande rotzooi bevuilde binnenstad snel op te ruimen voor een nieuwe feestdag. Vanochtend kwamen heel veel jongeren, dronkaards en moe gefeeste zielen ons tegemoet gelopen. Wij begonnen onze dag, terwijl zij naar huis liepen om hun roes uit te slapen. De dresscode is wit met een rood sjaaltje en daar houdt zo te zien iedereen zich strikt aan. We hadden ons kunnen haasten om nog een glimp van de stierenloop te zien, maar eerlijk gezegd vinden we het sneu voor die dieren. Het is hier een traditie die er van kindsbeen af ingeramd wordt, dat zie je aan de vele baby’s en kleuters die voor dag en dauw meegesleurd worden om hier om klokslag 8u de festiviteiten op spectaculaire wijze aan te vangen.
Het is dus even acclimatiseren, we komen uit de natuur, de stilte, de bossen en riviertjes, waar alles kraaknet en fonkelfris schittert en vredig kalm kabbelt. De drukte hier, het afval, het bier op de straat, de schrale geur van bier, alcohol en sigaretten. Hordes dronken mensen die op dit ochtendlijke uur al aan een bord pinchos, patatas bravas of pizza beginnen. Er wordt gezegd dat je hier zeker ten laatste om vier uur ’s nachts moet arriveren om een deftig plaatsje te bemachtigen, ik hoef er verder geen tekening bij te maken hoe het er hier nu uitziet en wat voor shock dat bij ons teweegbrengt. Verweest staan we voor het Oficina de Turismo te wachten tot het opent voor een stempel als we worden aangesproken door toeristen die ons vragen of het meevalt om een pelgrim te zijn. Nadat we onze stempel gehaald hebben, duik ik een apotheek in en koop ik een natuurlijke capsicum gel voor mijn knie en Arnica in granulaat vorm. Als we de reusachtige kerk midden in de stad voorbijwandelen, opent de plaatselijke pastoor net de ijzeren inkompoort.
‘Tampon?’ Vraagt hij als hij me nieuwsgierig door het open portaal ziet gluren. Hij maakt er een stempelbeweging bij. ‘Credential?’
‘Oh, we kunnen hier een stempel krijgen’ Matis volgt me naar binnen. Het kleine pastoortje loopt ons voor. We steken dwars het inkomgedeelte van de riante kerk over en stappen over een eindeloos aantal dikke houten panelen die de grootte hebben van een deur. Er staan namen, data en tekens in gegraveerd. Ze kraken griezelig hard onder onze voeten. Ik stoot Matis aan en zeg dat het allemaal graven vol dode paters zijn. Hij trekt een vies gezicht. We worden tot in de sacristie geleid. Een openstaande poort geeft uitzicht op een grote kapel met van die zitbanken aan weerszijden, die enkel voor de paters van dit klooster bedoeld zijn, denken wij. Diegenen die nog niet onder de dikke houten deuren liggen, tenminste. We nemen de stempel, die hij traag maar zeer zorgvuldig zet, dankbaar in ontvangst.
‘Dat is ook de eerste keer dat jij gaat stempelen hé, mama?’ Matis is bloedserieus. Ik doe mijn best om niet in lachen uit te barsten want dat arme lieve pastoortje loopt nog voor ons. Als twee tieners lopen we giechelend de kerk terug in. We nemen snel een kijkje bij het altaar. Het voorste kerkgedeelte is volledig vervaardigd uit puur goud. Ik neem er een foto van en dan snellen we naar buiten want Matis vindt deze kerk creepy.
Apostelsandalen
Honderd meter verder spotten we simultaan een product in een kleine etalage. ‘Jezussandalen!’ Roepen we in koor. Enthousiast lopen we de winkel binnen. Een klein mannetje achter de toonbank vraagt onmiddellijk of hij ons kan helpen. Nog voor ik geantwoord heb vraagt hij of we problemen hebben met onze voeten? ‘Ja!’ Roepen we weer gelijktijdig ‘Ze doen pijn!’ Wat er dan volgt zal je nooit geloven maar het is toch echt waar.
Het kleine mannetje (echt even mini als het pastoortje, ik moet zeggen, ik kom hier wel tot mijn recht in Pamplona met mijn 1m60) ontpopt zich als camino kenner van het eerste uur. Hij was een schilder vroeger, maar kreeg er grijze haren van en hing daarom zijn borstels aan de haak. Zijn passie is de natuur. Hij is ornitholoog en kenner van planten en bloemen. Matis neemt als eerste plaats op het kleine bankje vlak bij de schoenenwand. Hij bekijkt de voeten van Matis, weegt zijn boots en zegt dat deze prima zijn in de winter. Maar nu is het bloedheet, dus moeten we sandalen hebben. Open sportschoenen die kunnen ademen. Mja, zover waren we nu zelf eigenlijk ook al.
Hij stelt een model voor dat niet om aan te zien is, maar wanneer Matis ze uitprobeert verandert zijn gelaatsuitdrukking van pijnlijk en vermoeid naar hemels. ‘Mama, dit is echt niet normaal.’ Roept hij. Het grijze mannetje grinnikt. ‘Dit is de shít!’
‘Verkocht?’ Vraag ik hem.
‘Ver-kocht!’ Antwoord hij.
Het mannetje haalt plastic zakken voor de laarzen van Matis en pakt ze zorgvuldig in. Hij steekt ze vakkundig weg in zijn Osprey, bekijkt vol bewondering alle ritsen, gespen en zakjes en zwaait de zak dan op zijn rug. Het gewicht is perfect, volgens hem, niet te zwaar. Hij geeft een heleboel draagtips en legt enkele features van de zak uit die wij nog niet kennen. Hij laat zien hoe en waar je hem best aanpast en bijtrekt en afstelt en we slorpen de info op als droge sponzen. Matis krijgt nog een paar nieuwe katoenen sokken aangemeten vooraleer ik plaatsneem. Ik heb al jezussandalen gezien waar je nog een beetje mee buiten kunt komen, maar het mannetje smeert me dezelfde mottige datsers aan als die van Matis. Ik probeer hem nog richting die andere sandalen te bewegen, maar wanneer hij ze me laat passen, moet ik toegeven dat die lelijke apen duizend keer beter zitten.
‘Hiermee lopen jullie de camino uit!’ Garandeert het mannetje. Ik geloof hem wel. Hij is een kenner. Er komen nog een stuk of zes mensen binnen, maar hij blijft bij ons. Stelt heel mijn rugzak bij. Haalt de datsers, die hij mij in paarsroos had laten passen, in een andere kleur. Ik ga de camino ECHT niet op roze schoenen wandelen. Daar ben ik NIET voor in de stemming. De witgrijze variant waarmee hij op de proppen komt, is al even afgrijselijk. Het zijn toch veruit de lelijkste schoenen die ik al ooit gezien heb. Maar nogmaals, functionaliteit is alles en de rest is niets. Jezussandalen kan je deze half sportschoen, half sandaal-dingen niet noemen. Ik doop ze dan maar apostelpatta’s. Het mannetje zegt dat we onze rugzak ter hoogte van de navel moeten aantrekken, zodat we hem met onze buik dragen en niet met onze schouders. Wandelen vanuit de buik. Niet met de bovenkant. Met de onderkant van je lichaam moet je wandelen en daar moet je ook je lasten dragen. Dat klinkt wel logisch en het voelt ineens zoveel beter en draaglijker.
Om onze dankbaarheid te betuigen, kopen we nog wat andere prulletjes aan de kassa. Een bladwijzer voor mij en een mooie sleutelhanger voor Matis. We bedanken het mannetje, dat met zijn enthousiasme en engelengeduld ons leven zo-veel beter heeft gemaakt vandaag, hartelijk en veelvuldig. Alweer een engel op onze weg. We zijn gezegend.
Wolken en storm
We lopen de winkel buiten op wolkjes. We hebben hier meer dan uur aan kostbare tijd verloren maar het comfort dat we ervaren is onbetaalbaar. Breed lachend stappen we weer de drukte in op zoek naar iets lekkers om te eten. Nadat we geluncht hebben is het al over twaalf uur. We hebben een dikke twaalf kilometer op onze teller en eigenlijk nog een kleine vijfentwintig kilometer voor de boeg. Het is bloedheet en we zijn nu al uitgeput. Een slaapplek vinden in Pamplona is uitgesloten. We kunnen afzakken naar het eerstvolgende stadje en daar de nacht doorbrengen, dat is mijn voorstel, maar Matis ziet het niet zitten om nog een voet te wandelen en ikzelf sukkel zodanig met mijn knie dat ik niet weet hoe lang die het nog gaat volhouden op deze manier.
We gooien onze rugzakken af en ploffen neer op een schaduwrijke plek in het park. Deze stad heeft het laatste restje energie dat we nog hadden, helemaal opgeslorpt. Misschien moeten we de afstand Pamplona – Puente la Reina met de bus afleggen? Het zou maar een ritje zijn van twintig minuten en het spaart ons een wandeling van zeker vijf, misschien wel zes uur.
Het besluit is genomen, we nemen de bus. We kopen een ticket en nemen plaats op de zetel. De bus vertrekt en zolang ze in de stad rijdt, voel ik niets, maar van zodra ik de heuvels met de windmolens in beeld komen, waar we normaal te voet naast zouden lopen, krijg ik een dikke krop in mijn keel. Hier zit ik dan in de bus, met een kapotte knie en het energiepeil van een half pond vijgen. De tranen wellen alweer op. Ik voel me een mislukte pelgrim en vooral heel erg schuldig, ook al had ik vooraf gezegd dat we de bus zouden nemen als één van ons gewond zou zijn, en dat is nu het geval. Ik wil dit stuk lopen en niet met de bus doen. Ik ben erg verdrietig. Het gaat niet bestaat niet, is mijn motto. Het MOET gaan. Het MOET, het MOET, het MOET. Ik MOET die camino lopen, helemaal tot het einde. Wat een zwakke move is dit? De bus is voor losers, ik wil STERK zijn.
Dan herinner ik me opeens weer wat ik gisteren las over pijn aan de linkerknie:
‘Knieën zijn gelinkt aan de waarheid. Daarom zijn ze sterk verbonden met de keel en het spreken. Jezelf uitspreken, de waarheid spreken. Knieën zijn er om naar buiten te stappen. Ze houden zich niet bezig met de binnenkant zoals handen dat bijvoorbeeld wel doen. Ze zijn er om naar buiten, naar de wereld te stappen. Naar je zelf toe komen. Aan jezelf toe komen. Kortom: Toekomen. De linkerknie staat in verband met de rechter hersenhelft. Pijn in de linkerknie betekent een blokkade op ontvankelijkheid en zachtheid naar jezelf en naar anderen. De andere is de wereld. Durf jij werkelijk stappen te zetten in ontvankelijkheid naar de wereld toe? Of is er angst om afgewezen te worden door de wereld als je ontvankelijk en kwetsbaar bent? En blijf je daarom met je eigenheid je eigen kleine ding doen terwijl je voelt dat er veel meer in jezelf aanwezig is dat zich wil tonen naar buiten toe?’
Het woord ‘Rejeter,’ Sugar Daddy had het in de mond genomen en ik had het herhaald. Re-je-ter. Afwijzen betekent het.
Het doet ergens wel een belletje rinkelen, deze verklaring. Het is goed om nu de bus te nemen en mezelf niet te forceren. Om deze namiddag te rusten zodat we morgen met nieuwe moed kunnen starten. Ik heb ook een dertienjarige bij die moe is en behoefte heeft aan rust en ontspanning. Ik neem alleen maar mijn verantwoordelijkheid door nu zacht te zijn voor mezelf en mijn zoon. Waarom is dat zo moeilijk voor mij? Waarom moet ik alles kunnen? Waarom moet ik altijd sterk zijn van mezelf? Het gaat niet bestaat wél, besluit ik als de bus stopt aan de halte waar wij moeten afstappen. We hebben vandaag twaalf kilometer gestapt in plaats van zesendertig. En morgen zullen we daar heel blij en dankbaar om zijn. Het is geen teken van zwakte, om af en toe eens vriendelijk en lief voor jezelf te zijn. Misschien is het zelfs sterker dan ten ondergaan aan je eigen koppigheid.
In de Albergue smeer ik de nieuw aangeschafte crème nogmaals op mijn knie. Voor de eerste maal wordt mijn knie gloeiend heet en voel ik de zalf echt inwerken. Het is geen toeval dat na het bus verhaal de crème opeens wel werkt. Vanmorgen in Pamplona gaf de gel geen effect. Door een keer niet te sterk te willen zijn, vind ik mijn lichaam blijkbaar bereid om te helen. Heb ik hier een belangrijke les geleerd?
Wanneer ik op het terras zit te schrijven komt de knappe Amerikaanse vrouw, die ik sinds onze eerste dag in de Pyreneeën niet meer gezien heb, naast me zitten.
‘Hi there. I was wondering if your son, what’s his name? Matis, right? If he would like to go for a swim with me? There happens to be a pool in this town, a public pool, and I would love to take him there if he’s up to it.’
Dat is wel heel aardig van….’What’s your name?’
‘Kyle, from Texas.’ Antwoord ze, en ze vertelt dat ze haar kinderen ook heel graag wilde meebrengen naar ‘The Caminooow.’ Maar die hadden alle drie vriendelijk bedankt. Ze mist ze erg en vindt het daarom wel fijn om wat tijd door te brengen met your son Matis, dan hoeft ze niet alleen naar de pool. Matis trekt snel zijn zwembroek aan. Hij krijgt vanmiddag de kans om zijn kennis van de Engelse taal wat bij te schaven.
Lacrimosa
Nu Kyle en Matis naar het zwembad zijn, neem ik de kans om even voorzichtig een kijkje te nemen. Het is de eerste keer dat ik me bekwaam genoeg voel om even te gaan rondneuzen. Wat is het heet! Ik begeef me richting kerk, maar die is dicht, toch hoor ik klanken die lijken te ontsnappen uit de kerkramen. Ik beweeg me nieuwsgierig in de richting van de muziek. Ik wist dat ik het herkende. Eén van mijn favorieten, het Lacrimosa van Mozart uit zijn Requiem. De muziek voert me verder de straat in. Nu zie ik waar ze vandaan komt. Een leuke bar met restaurant. Hier zullen we straks eten, besluit ik.
Rouw, overdenk ik in het stapelbed wanneer de lichten van de Albergue allemaal uit zijn. Wat is dat eigenlijk?
Rouw of is het rauw. Waarom schrijven ze het eigenlijk met ou?
Rouw, start ik mijn eigen definitie, is de wond die is toegebracht, de tijd geven om ze te laten helen. Of het nu een verse wond is of een hele oude wond die weer eens opnieuw is gaan bloeden, dat maakt niet zoveel uit. Een wond is een wond. Of ze nu open is en bloederig of al wel dicht maar toch nog niet genezen, je weet dat ze er is en ze blijft vooral te pas en te onpas pijn doen. Een wond is een plaatsje in je lichaam dat om je aandacht vraagt. En rouw of rauw, is het proces waarin je aandacht schenkt zonder de wond voortdurend te willen aanraken. Want wat je voortdurend aanraakt, kan nooit genezen. Verzwelg er niet in. Toch betekent het niet dat de wond vanzelf zal genezen. Dat hopen we wel en dat denken we vaak. Is dat altijd waar? Pas wanneer de wond het rauwproces krijgt waarop ze recht heeft. Met name, liefdevolle aandacht, het toelaten van gevoelens, het erkennen dat ze er is en er mag zijn, en tenslotte veel delicate zorgen. Daarna pas kan ze echt helen. Een pleister erop en hup komaan vooruit is vaak een snelle oplossing maar helaas niet voldoende. De wond moet gewassen worden, en daar zijn soms heel veel verse zelf geweende tranen voor nodig. De wond moet ontsmet en proper gehouden worden. Je kunt ze verbergen maar het snelst geneest ze als er ook lucht aan kan komen. Maar dat betekent dat je ze zal moeten tonen aan anderen en dat maakt je kwetsbaar. Ze kunnen er zout in strooien. Je ermee uitlachen. Altijd kan ze pas echt genezen als er naar gekeken is. Als er zorg voor gedragen is. Als ze er helemaal is mogen zijn.
Luisteren naar de wond
Ik besef dat ik het verdriet om mijn dode vader nooit gevoeld heb. Hij was plots weg toen ik nog een baby was en bij het opgroeien, wanneer je het eindelijk een beetje begint te vatten, plak je maar snel die pleister. Wat kan je er nog aan veranderen? Het is allemaal toch al zo lang geleden. Bovendien heb je een goede moeder en een lieve vader die je met zorg omringen, dus waarover zou je treuren? Een zeker schuldgevoel tegenover de mensen die er wél voor me waren, zorgde ervoor dat ik niet mocht rouwen van mezelf, denk ik. Ik wist niet hoe. Ik herinner me dat we het graf van mijn vader bezochten en dat ik niet wist wat ik daar moest doen. Het leek een stukje levensgeschiedenis die niet van mij was. Ik moest er eigenlijk niets van weten.
Natuurlijk wilde ik niet verdrietig zijn, en omdat ik niet verdrietig wilde zijn, werd ik boos. Boosheid is een heel sterke kracht. Het kan je ver brengen. Goed gekanaliseerde boosheid kan je bergen over duwen. Daar ben ik zeker van. Wie zich af en toe eens flink boos maakt, kan het ver schoppen. Toch is het vooral eindeloos vermoeiend, dat boos zijn. Je geraakt er uitgeput van en wie moe is wordt òf nog bozer óf verdrietig, en omdat je niet verdrietig wil zijn, kruip je maar terug in je boosheid. Boosheid die al snel vele gezichten krijgt. Wat dacht je van koppigheid, dominantie en onbuigzaamheid. Boosheid is de makkelijkste oplossing voor wie niet naar de rauwe waarheid over zichzelf wil kijken. Het is hoe dan ook een vicieuze cirkel.
Mijn moeder vertelde me ooit dat ze heel veel verdriet had, zo vlak na de dood van haar man. Ze zat in zak en as, wat heel begrijpelijk is natuurlijk. Haar moeder bracht haar vlak na de begrafenis een eindeloos grote mand strijkgoed. Komaan, zet jezelf aan het werk, werd haar opgedragen. Het is niet de bedoeling bij de pakken te gaan neerzitten, daar help je niemand mee. Je moet vooruit! Werk hard en verzet je gedachten. Het leven gaat door. Mijn moeder besloot die dag dat sterk zijn de meeste overlevingskansen gaf. Zij zou sterk zijn en wij zouden ook sterk worden. Ik werd een sterke, maar ook een boze, en mijn boosheid hield me sterk.
De camino heeft gisteren de pleister met een harde snok van mijn oude wond getrokken. Zonder verwittiging. Zonder medelijden. Nu gaapt het gat rauw en pijnlijk. Ik huil mezelf stilletjes in slaap.
‘Laat het bloeden,’ spreek ik mezelf toe, ‘dep het, stelp het, was het, ontsmet het, wees er lief voor, voel het, heb het lief, geef het aandacht, geef jezelf de troost en alles wat je nodig hebt. Vind de genezing vanbinnen. Verzorg je wond maar verdrink er niet in. Ze komt je iets vertellen.’
‘Luister nu!’