Het lijk in mijn rugzak

And I walked off you, and I walked off an old me

Het kleine kamertje is klein. Op zijn minst moeten we niet samen met andere mensen slapen vannacht. Dat trek ik nu niet. Ik ga niet zoals Matis meteen op bed liggen. Eerst gaat die rugzak helemaal leeg! Ik spreid alles wat in mijn rugzak zit op bed uit. Mijn marginale groene wandel T-shirt doneer ik aan Matis. Hij ruilt ze in voor zijn witte Levis, die toch te krap zit. Die blijft hier achter. Het stofje van zo’n dryfit is veel aangenamer als je zweet als een rund. Ik gooi mijn tandpasta en zeep, samen met een scheermesje en douchegel weg. Vanaf nu gebruik ik voor alles de baking soda die ik heb meegebracht om kleding te wassen. Mijn crèmes en zalfjes moet ik houden, ook al weegt mijn toilettas lood, maar hij is toch al weer iets lichter.

Ik laat ijskoud water lopen over mijn benen en voeten voor ik naar mijn bed strompel. Matis zal iets moeten uithalen om te eten want ik geraak niet meer tot in het dorp, ook al is het tweehonderd meter stappen, het gaat niet.

Met een pizza komt hij terug. Ik eet er maar een klein stukje van want mijn eetlust is totaal verdwenen.

‘Mama, er is een winkel met jezussandalen in dit dorp.’ Vertelt hij enthousiast. Sinds onze helse afdaling van daarstraks weet hij dat ze op mijn verlanglijstje staan. Wie had dat ooit kunnen denken?

De volgende ochtend staat er een tocht naar Pamplona op het programma. Omdat er feesten aan de gang zijn, is het een onmogelijke zaak om daar auberge of hostel te versieren dezer dagen. We zullen dus stoppen in Arre. Gisteren kwamen we Sugar Daddy nog tegen onderweg. Hij raadde het klooster van Arre aan als slaapplek en Louanne knikte instemmend dat dit ‘the place to be’ is als je niet in Pamplona kan slapen. Hij gaf me ook nog les over homeopathie. Dat hij er vroeger niet in geloofde maar nu wel sinds hij Arnica gebruikt voor zijn rug. Hij beveelt me Arnica aan voor mijn knie terwijl hij er bezorgd naar kijkt. Jij moet het rustig aan doen met de knie want je stapt zo uit balans nu dat alles straks pijn gaat doen. Ik vertel hem dat ik een knieband heb. Die moet nu rond je been en niet in je rugzak zitten waar hij niet kan helpen, zegt hij streng. Ik zeg hem dat hij gelijk heeft en draal een beetje zodat ze ons kunnen voorbijsteken. Eén preek per dag is voldoende.

Hij heeft wel gelijk, hij lijk mijn geweten wel.

We zijn nog geen kilometer van Zubiri verwijderd, we hebben de beroemde steengroeve nog maar net achter ons gelaten, of een man, die volgens Matis ook met zijn dochter stapt, ik dacht dat het zijn veel jongere vrouw was, houdt halt naast mij. ‘Your knie is bad?’, merkt hij heel goed op. ‘I have something for you!’ Hij vraagt zijn dochter iets uit zijn rugzak te nemen. Het is Voltaren Emulgel. Terwijl ik hem bedank, smeer ik wat gel op mijn knie. ‘Take more,’ Zegt hij luid, maar ik durf niet echt omdat ik merk dat ze de crème zelf ook intensief gebruiken, hij is al meer dan half leeg. Ze komen uit Zwitserland. Dat verklaart de rotvaart waarmee ze weer wegstuiven nadat ik hen wel duizend keer heb bedankt. Ze draaien hun hand niet om voor een berg meer of minder. Wat een engel!

Na de eerste echt pittige klim, nemen we een kleine drinkpauze in een overdekte schuur. Het begint net te regenen dus dan kunnen we ineens onze regenjas nemen. Een Chinese jongen zit op blote voeten in de schuur met een schaar in zijn hand.

‘Yes,’ zegt een oudere dame met Amerikaanse tongval, ‘just cut the blister at the top and bottom and let it drain.’ De Chinese jongen heeft twee gusten van blaren op de onderkant van zijn voet en staat op het punt ze open te knippen met een schaartje. Nu ben ik absoluut het hoofd van Schwarzwaldkliniek niet, maar in een seconde kijk ik naar zijn ‘goedkope’ Decathlon laarsjes, de schaar in zijn hand en de dikke blaren onder zijn voeten en wéét ik gewoon wat ik moet doen.

‘Wait!’ Zeg ik in camino commando stijl. ‘I have something for you.’ Nu is het mijn beurt om een pelgrim in nood te helpen. Na de interventie vanochtend, is mijn vertrouwen in de mensheid met duizend procent gestegen. De hoop in de ogen van de Chinese jongen nu duidelijk ook. Hij heeft zo-veel pijn. Ik ontdoe me van mijn rugzak – een nobel gebaar – want hoe meer je’m uitdoet, hoe zwaarder hij wordt, maar het is voor de goede zaak. Ik mijn toilettas graai ik naar een doosje Compeed. Ik doe het open en geef hem een pleisterkussen voor onder de voet. Hij neemt er knikkend en dankbaar een foto van.

‘I can buy this in the store?’ Die gekkerd denkt dat ik hem laat zien wat hij nodig heeft.

No, no,’ wuif ik zijn vraag weg. ‘This is for you! Take two and put them on the blisters.’

‘Leallyyyy?’ De jongen is zo content als een kermisvogel. Ik geef hem eerst wat amandelolie met tea tree in zijn handen om de blaren te ontsmetten en demonstreer daarna hoe hij het kussentje erop kleeft. Ik ben zo blij dat hij niet met die schaar aan de slag is gegaan. Wat een bloedbad was dat geweest. Tjonge jonge. De andere mensen in de schuur kijken niet zonder bewondering naar mij.

‘That’s really nice,’ mompelt de Amerikaanse en samen met haar man verlaat ze de schuur.

Wat later op de middag, ergens op smal bospad dat weer veel uitdaging biedt, omdat het vol grote stenen en gevaarlijke kleiplekken ligt, komen we de Amerikanen terug tegen. Hij met hoed en een brede tandpasta smile, zijn vrouw iets minder vrolijk. Het is hier is nu ook niet bepaald a walk in the park.

‘How are you guys doing?’ Vragen ze ons enthousiast. Ik vertel hen dat mijn knie niet mee wil en that we take it slow. Waarop de man een doosje pillen uit zijn broekzak tovert. Haha, ze zijn mijn goede daad van vanochtend niet vergeten en willen ook hun goed hart laten zien. Schitterend! Ik wuif zijn aanbod voor een straffe ‘painkiller’ vriendelijk af. Ik zeg dat ik wat bang ben mezelf te forceren als ik de boel ga lopen verdoven. Met opgetrokken schouders steekt hij het doosje weer in zijn zak. Mevrouw geeft echter nog niet op. ‘Try this love, it’s Ibubrufen, I take it all the time, together with my vitamins, they are really helpful and not strong at all. Ze neemt twee knaloranje pillen uit haar overvolle pillenzak en geeft ze aan me. Ik neem ze aan en bedank hen hartelijk. ‘First try one, and then take the other one as well,’ geeft ze me als advies. Dan beginnen ze kwiek aan hun volgende afdaling.

‘Ah, dus zo doen die dat, mama.’ Matis heeft dit koppel al door. ‘Die pakken kei veel pillen.’

Ik steek de pillen in mijn zak en denk er niet meer aan. Tot we een drankpauze houden in een klein dorpje iets verderop.

‘Pakken we de pillen?’ Vraagt Matis. ‘Volgens mij is het straffe tjoek. Heb je gezien hoe snel die gingen, mama? En die zijn al best oud.’

Ik kijk naar de helling die voor ons ligt en ik wèèt dat alles wat hier naar boven gaat ook weer naar beneden moet. Vandaag willen we op tijd in onze alberge zijn, een fatsoenlijke maaltijd eten en vooral niet teveel treuzelen om scenario’s als dat van gisteren en eergisteren te vermijden.

We nemen allebei zo’n klein oranje pilletje. Eens kijken op welke epo die Amerikanen hier de camino wandelen, want die Voltaren Emulgel van vanochtend heeft niks, nul geholpen.

De rivier is breed hier en er is een soort keienstrandje waar mensen pootje baden en zwemmen. Echt een top plek voor een top pauze. We zijn nog een dikke zeven kilometer verwijderd van onze eindplek. We hebben er al vijftien achter onze kiezen.

‘Natuurlijk wil ik hier zwemmen,’ zegt Matis als ik hem vragend aankijk. ‘De pijnstiller werkt nu, ik heb geen zere voeten, dus het is beter dat we doorstappen.’ Hij heeft helemaal gelijk. Het oranje pilletje heeft mijn knie ook zo goed al lam gelegd. Ik voel haar veel minder en we hebben ons tempo het laatste halfuur flink kunnen opdrijven. Laten we doorgaan. Dan zijn we er misschien rond twee uur. Het is middag en de zon schijnt broeierig in onze gezichten. Gelukkig passeren we bermen vol bloemen vandaag die ons geuren meesturen die je in een parfumerie niet kunt vinden. Zo puur en lekker zijn ze. Ik ruik bloemen en kruiden. Heel fijne geuren en heel zware bedwelmende. Pure verwennerij voor mijn reukorgaan. Al vindt Matis dat de bedwelmende geuren niet lekker zijn. Hij houdt meer van de frisse citrusgeuren die af en toe ook voorbijkomen afhankelijk van het soort bloemen en planten we voorbij lopen. Ze geven me alleszins, samen met de pijnstiller, wel dat extra duwtje in de rug. Ik blijf wel uiterst voorzichtig met mijn knie, want dat ik ze minder voel, betekent absoluut niet dat ze oké is. Ik wil niks forceren want dan ga ik pas echt een probleem hebben.

De laatste loodjes zijn ook vandaag weer de lastigste. We lopen al een uur in de brandende zon. We zien haast geen pelgrims en ik heb al heel lang geen bordje of pijl meer gezien. Ik begin dus te vermoeden dat we verkeerd zijn gelopen. Matis is er zeker van dat Arre in zicht is, maar ik twijfel. Ik heb mijn rugzak ter hoogte van mijn middel losgemaakt omdat mijn rug, T-shirt en hoofd kletsnat zijn. De zak trekt aan mijn rug en schouders. Ik voel me duizelig en raar. Misschien ga ik zo wel flauwvallen. En wat is dat met die rugzak vandaag? Het lijkt wel of ik een lijk meesleur.

Meteen na die gedachte knapt er iets bij me vanbinnen.

Misschien sleep ik wel een lijk mee. Nee, ik wil daar niet aan denken, niet hier, niet nu. Het gevoel dat ik nu heb is vandaag al een paar keer komen aankloppen, maar ik heb het weten omzeilen en wegduwen. Tot nu. Mijn weerstand tegen opkomende gevoelens is ineens veel te zwak dus mijn emoties overspoelen me totaal. Ze pakken me op snelheid. De snelheid tot reageren en afblokken heb ik nu niet meer. Ik begin te huilen. Helaas kan ik het niet achter een zonnebril verstoppen omdat een zonnebril dragen niet gaat tot nu toe. Hij schuift gewoon van mijn neus door het overmatig zweten.

‘Wat is er mama?’ Vraagt Matis, ‘gaat het nog? We zijn er zo, echt waar! Komaan de laatste meters.’

Hij kijkt me vragend aan.

‘Het is gewoon,’ aarzelend begin ik hem de oorzaak van mijn kleine crisis uit te leggen, ‘wat wij nu doen, dat wandelen, dat samenzijn,….ik heb dat nooit kunnen doen met mijn vader. Ik heb nooit een ijsje met hem gegeten, een dansje gedaan, een liedje gezongen. Een maand voor mijn eerste verjaardag, trok hij de stekker eruit. Uit zijn leven en ook voor een stuk uit het onze. Zonder iemand iets te vragen, zonder verwittiging, zonder brief, zonder berichtje, zonder verklaring of zonder reden. Zomaar. Hij stapte eruit zoals je het licht uitdoet. Knip! Hij liet ons achter achter. Knip! In het donker.’

Matis knikt.

‘Het feit dat hij die dag niet alleen de beslissing nam om niet meer te leven, maar ook om af te zien van wat het betekent om een vader voor iemand te zijn. Om je kinderen op te voeden, ze wijsheid bij te brengen, ze troosten, ze te leren wat je weet, ze knuffelen en te steunen wanneer dat nodig is. Om reisjes met ze te maken en moppen te tappen. Om brood te toasten en bloemen te plukken. Hij gooide die taak zomaar van de ene op de andere dag in de armen van anderen, die de klus dan maar moesten klaren in zijn plaats.’

Matis legt zijn hand op mijn arm, hij knijpt er eventjes in.

‘Ik ben zo boos op hem,’ ga ik verder, ‘ik dacht dat ik het niet was, maar ik ben het wel. Wie denkt hij wel dat hij is. En nu in mijn rugzak kruipen en zich daar verstoppen. Ik dacht het niet. ‘Ik sleur je niet meer mee, wat denk je wel? Ga op iemand anders leunen met je last, je schuld, je schaamte, verdomme!’ Matis kijkt naar me alsof ik kierewiet ben maar laat me verder gewoon zijn.

‘Rotvader!’ Roep ik, en daar meteen achteraan: ‘Cutcamino, cutcamino, cutcaminoooooooo!’

‘De brug!’ Roept Matis terug en dan heel triomfantelijk: ‘We zijn in Arre!’

Die laatste etappes, wanneer ik die grens van mijn eigen kunnen moet aftasten doen het hem, ze killen me. Ze maken dingen los waarvan ik dacht dat ik al heel lang klaar mee was.

‘Laat de doden rusten.’ Fluistert de rivier die we overstappen naar het klooster dat je letterlijk aan het einde van de brug kunt binnenwandelen. Ik arriveer voor de derde dag op rij verfomfaaid en met een zwaar betraand gezicht op locatie.

Laat de doden rusten.